Wanneer verlaat jij de gebaande paden?

 

Dag en nacht zaten ze op de ruwe banken in de buik van het schip. Over elkaar en tegen elkaar aan rustend als het kon, als de ketenen gevierd werden en ze zich strekken konden. Er werd dan gemijmerd over het vrije leven, weg van dit schip, en dierbare herinneringen kwamen verlangend tot leven. Door de piepkleine patrijzen, hoog opdat ze niet buiten kijken konden, kwam wat schaars daglicht naar binnen. In actie werden de ketenen echter aangetrokken en begon het hout te piepen en kraken onder het geweld van de rondgetrokken spanen. De snelheid nam dan gestaag toe en de trommel sloeg steeds sneller. Het gehijg van allen tezamen, in ritme met de zweepslagen, werd dan steeds luider als een door pijn in longen en rug gedreven uitputtingslied. In dienst van het grotere geheel waren deze inspanningen blijkbaar nodig en als het alternatief was dat ze zonken dan droegen ze hun last maar wat graag. Wie niet meer kon werd jammerend en smekend afgevoerd naar bovendeks om nooit meer terug te keren, en vervangen door iemand die van boven in omgekeerde richting gretig afdaalde. De ene plek in de banken aan de riemen was overigens de andere niet en een betere moest je dus verdienen, bovendien iedere dag weer bewijzen dat je je plek waard was. Uiteindelijk kon je hier zelfs opklimmen tot de trommelaar! Mager en taai als ze waren verheugden ze zich wel op de dagelijkse maaltijd die in houten nappen werd uitgedeeld. Het is maar goed dat we zo volgzaam zijn en onze inspanningen zo groot, vertelden ze elkaar, want daarmee verdienen we wel dagelijks onze maaltijd, toch? En de ene plek was de andere niet als de maaltijden werden uitgedeeld. Of ze nog konden gedijen buiten in alle vrijheid betwijfelden ze, hier wist je waar je aan toe was, en er was wel perspectief, hoe schamel ook. Op een dag echter, op volle kalme zee, was er veel tumult rondom het schip, verwarrende geluiden stroomden door de patrijspoorten naar binnen. Zien konden ze natuurlijk niets. De trom sloeg heel rustig en het tempo was laag. Soldaten kwamen naar beneden en maakten de ketenen los. Daarna verdwenen zij naar bovendeks en naar het scheen ook van het schip. Alle geluid verstomde in en rondom het schip. De trom sloeg niet meer. Iedereen keek elkaar aan in verwarring. Urenlang werd er afgewacht zonder enige beweging, zonder een enkel geluid. Hoewel niets of niemand nog in de weg stond om de banken te verlaten, de trap op te gaan en hun eigen weg, waar ze zo lang naar verlangd en over gemijmerd hadden, bleef iedereen zitten. Dan plots stond toch iemand op en doorbrak de door angst gedreven volgzaamheid, ging de trap op. Hij keerde na enkele minuten terug. Ga toch mee, riep hij, nu is jullie kans: de enige en laatste ook, het is veilig hierboven, het schip is verlaten en er zijn nog sloepen om aan land te gaan. Ik zie hier een betere wereld en nodig jullie uit te volgen, ga toch mee, jullie verlangden hier dagelijks naar. Een donker wolkendek dreigt aan de kim en er is weinig tijd, schiet toch op! Maar iedereen bleef zitten, elkaar angstig in de gaten houdend, bang om zijn plek te verliezen of juist alert op een betere. En geloof het of niet, maar plots begon een van de banken te roeien, hardop tempo roepend. Instinctief volgden de anderen en het schip kwam weer in beweging, stuurloos echter. De storm stak nu snel op. De eenzaam roepende bovendeks had nog een laatste poging gedaan maar niemand was hem gevolgd. We hebben het druk! riepen ze hem verwijtend toe, en geruststellend elkaar: alsof het op een ander schip beter zou zijn! Alleen was hij vertrokken. Het tempo ging omhoog en in gezamenlijk gezang versnelden zij deze blinde vaart. De storm werd nu zo hevig dat er van bovendeks water naar binnen kwam, en gealarmeerd versnelden ze instinctief verder. Nat van zweet en zeewater en in kadans hijgend dreven zij zichzelf en het schip tot het uiterste. Plots scheurde een rots de huid van het schip van onderen open. Langzaam steeg het water in de buik van dit stuurloze schip tot aan de lippen en er voorbij, maar niemand stond op en allen roeiden alsof dat het vege lijf nog redden kon. Harder! Sneller! Er is geen tijd te verliezen! riepen ze elkaar toe, wanhopig en in paniek, zich tot het uiterste inspannend, er van overtuigd dat meer inzet hun probleem oplossen kon. Maar het schip verging met man en muis.

Wanneer verlaat jij de gebaande paden?